De vakantie lijkt misschien al weer een eeuwigheid voorbij, en daarmee ook de Olympische Spelen. Toch bleef bij mij één ding hangen van die zomerspelen: veel sporters hadden aandacht voor de ander.
Tijdens een training van de BMX’er Niek Kimmann stak een official de baan over. Kimmann botste keihard op die man. Direct na de val ging Niek Kimmann kijken hoe het met de official ging. Heel sympathiek! En dat terwijl hij zelf een gebroken knieschijf aan het ongeluk overhield - wat hem heel goed zijn droom van een gouden medaille zou kunnen kosten. Met de official kwam het goed, en Niek won ‘gewoon’ goud.
En dan was er natuurlijk de highlight bij het hoogspringen. Twee springers bereiken dezelfde hoogte: Mutaz Essa Barshim en Gianmarco Tamberi stonden gelijk. Er zou een ‘jump-off’ komen om een winnaar aan te kunnen wijzen. Maar Barshim vroeg: ‘Can we have two gold?’. Dat kon, en zo schreven ze samen geschiedenis.
Zie de mens
Wat hier gebeurde was redelijk uniek te noemen: de concurrenten zagen elkaar als mensen (en niet voor het eerst trouwens). En de BMX-er zag niet alleen iemand die zijn val veroorzaakte, maar ook een medemens met pijn. Ze zochten tijdens deze superbelangrijke wedstrijden de (beleids)ruimte op om het goede voor elkaar te doen. Waar veel anderen juist de ruimte zouden hebben gezocht om zelf te kunnen winnen.
Sportverhalen, maar wel sportverhalen die te maken met ons werk. Elke dag kun je kiezen hoe je de ander wilt zien: je ‘klant’ bij de gemeente of provincie of waar dan ook. Gun je haar het beste? Voel je de plicht om haar heel nauwgezet te controleren? Is zij in dienst van jou, of werk jij voor haar?
Het gebeurt vaak dat we graag met de buitenwereld rekening willen houden, maar dat dat niet lijkt te kunnen door de geldende regels. Het beleid zegt dat we de ander moeten controleren. En dan kom je al snel tot de conclusie dat de ander gecontroleerd moet worden omdat die uit is op jouw verlies.
Wat staat er echt?
De gedachte is logisch, en toch kun je ‘m onderdrukken. Die keuze heb je elke dag. Het draait er namelijk om hoe jij omgaat met de geldende regels. Staat er echt wel wat jij denkt dat er staat? Of zit er ruimte in de regels? Ruimte die je kunt benutten om een betere, vriendelijkere, meer humane uitvoering te realiseren? Zodat je je inwoners écht helpt en tegelijk je legitieme belangen als organisatie in de gaten houdt?
Dit zijn trouwens vragen die bij uitstek geschikt zijn om op te lossen binnen een goed service design traject. Wat je daarbij nodig hebt is een vrije geest en vertrouwen op het proces, zodat de uitkomst een goed ontwerp is dat je doelen dichterbij brengt. Voor de organisatie én degene die jullie ‘klant’ is.
Onderzoek en denk buiten kaders
Als je mensen niet meer onnodig wil frustreren moet je leren om anders te gaan denken. En vooral niet bang te zijn om te onderzoeken of er (beleids)ruimte is - net zoals die aardige Olympische hoogspringers. Dan ga je iets nieuws doen. En mooier kun je de periode na je zomervakantie niet benutten. Succes!